Een jonge man zit op een rots hoog op een berg. Één been hangt naar beneden, het andere is opgetrokken. Met gesloten ogen, rust hij zijn hoofd op zijn knie. Met één arm houdt hij dit been vast en met de andere, houdt hij een grote gefranjerde hoepel omhoog. Deze omlijst zijn gehele bovenlijf en de franjes wapperen als groene vlammen in de wind.
A young man is perched on a boulder, high atop a mountain. One leg hanging down, the other held up. Eyes closed, his head rests on his knee. One arm holds this leg and the other a large, fringed hoop. This hoop frames his entire upper body as strands blow like green flames in the wind.